1. Inleiding
1.1 Zendniveau, ontvangniveau en geluidisolatie
In vrijwel alle webpagina's van deze site is alleen het
geluid besproken met de bron en een waarnemer in één ruimte. Zo is
bijvoorbeeld de spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal uitvoerig aan de orde
gekomen. Maar een schoolgebouw verenigt vrijwel altijd een aantal klaslokalen
gescheiden door gangen. Het is dan uiteraard de bedoeling dat in een bepaald
klaslokaal les kan worden gegeven zonder storing van buitenaf. Geluid komt
dan bijvoorbeeld uit de gang of een naburige ruimte, maar ook verkeerslawaai
van buiten het gebouw speelt een rol.
Er spelen in het schoolvoorbeeld een paar aspecten:
-
Verkeerslawaai kan worden bestreden
via een goede geluidisolatie van de gevel. Dat viel en valt buiten het bestek
van deze website. Maar verkeersgeluid kan in veel gevallen ook worden bestreden
door klaslokalen aan de stille kant van een gebouw te situeren en de gang als
buffer te laten dienen.
-
De onderlinge situering van functies
is cruciaal. Het is in een schoolgebouw verleidelijk om een centrale ruimte te
maken en daar lokalen omheen te groeperen, maar als in de centrale ruimte de
kantine wordt gesitueerd zullen alle zeilen moeten worden bijgezet om toch een
goed akoestisch klimaat te scheppen. Een alternatieve situering van de kantine
maakt het leven van de ontwerper een stuk eenvoudiger.
-
Het is ook altijd verstandig om het
gymlokaal enigszins apart in het gebouw te situeren.
-
Het gebruik van de ruimten speelt ook een rol. Een joelende
meute in een galmende gang kan in het aanliggende
lokaal onhoorbaar worden gemaakt met een speciale zware (studio)deur, maar de hinder wordt
ook beperkt als n de gangen absorberend materiaal wordt aangebracht en de groep
tot stilte wordt gemaand.
Het schoolgebouw is hier als voorbeeld
geïntroduceerd, maar altijd kan een uitgekiende functieverdeling, goede
onderlinge geluidisolatie en veel absorptiemateriaal borg staan voor een
uitstekende school; de geproduceerde vermogens zijn meestal niet geweldig hoog.
Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld hotels, ziekenhuizen of de meeste gebouwen waarin
gehandicapten samenwonen. Maar aandacht voor de aankleding van de
afzonderlijke "woon"ruimten, gangen, eetruimten, enz. blijft
noodzakelijk en gaat helaas te vaak fout [[1]].
Er zijn ook gebouwen waar de geluidproductie wel
aanzienlijk kan zijn: een bioscoop met meerdere zalen of een muziekschool waar
ook drumlessen worden gegeven of trompet wordt geoefend [[2]]. In dat soort
gevallen is de vraag altijd: hoeveel geluid wordt in de
"zendruimte" geproduceerd en hoeveel mag daarvan in de
"ontvangruimte" doordringen. Het verschil tussen die twee grootheden
is de benodigde geluidwering.
In een school zijn de eisen aan de ontvangkant vrij streng,
maar is de geluidproductie nooit vreselijk hoog (even afgezien van het gymlokaal
of de kantine), zodat de benodigde geluidwering wel mee valt. In een bioscoop is
de geluidproductie vrij hoog en zijn de eisen aan de ontvangkant redelijk
streng, waardoor de benodigde geluidwering hoger moet zijn. De
strengste eisen aan het ontvangniveau worden gesteld in een opnamestudio of
een concertzaal. Als de geluidproductie rondom de studio gering is zijn de
isolatie-eisen niet zo hoog [[3]],
maar als in hetzelfde gebouw tegelijkertijd een tweede popband speelt zijn de
technische problemen slechts met de grootste moeite oplosbaar.
1.2 Zeer stille ruimten
De hoogste eisen aan het achtergrondniveau worden gesteld
in muziekstudio's en concertzalen. Vaak wil men voor geluidopnamen
achtergrondniveaus aanhouden die dicht bij de gehoordrempel (0 dB) liggen. Daartoe moet allereerst
het verkeerslawaai worden buitengesloten, hetgeen meestal geschiedt door de
ruimte diep in het gebouw te situeren. De gebouwschil om de ruimte dient dan
als buffer en de gevel wordt dubbel uitgevoerd. Dat is met moderne techniek te
realiseren omdat de piekgeluidniveaus van het verkeer zelden 80 dB
overschrijden [[4]].
Als dan vervolgens iedereen op kousenvoeten door het gebouw sluipt zijn stille
opnamen mogelijk.
Maar soms bevinden zich meerdere ruimten in het gebouw
die gelijktijdig worden gebruikt. In een naburige ruimte wordt dan op 100 dB
(of nog meer) gemusiceerd, zodat er een isolatie van 100 dB tussen de ruimten
nodig is. De geluidisolatie tussen twee woningen is in de orde van 50 tot 60
dB, zodat duidelijk is dat er in een studio/concertgebouw nogal wat moet
gebeuren.
De simpelste oplossing is om zowel zend- als ontvangruimte
sterk te isoleren en ze vervolgens ver
uit elkaar te leggen. Het gaat dan om vele meters en het ligt voor de hand om de
tussenruimte een functie te geven. Bij concertzalen kan worden gedacht aan de
foyer, maar ook daar wordt geluid geproduceerd, weliswaar geen 100 dB, maar op 80 dB
moet toch wel worden gerekend. Als de foyer dan dubbel wordt gebruikt (pauze in
de ene zaal, muziek in de andere) zijn er vaak toch nog problemen. In
bijvoorbeeld het Rotterdamse concertgebouw De Doelen (uit 1966) zijn daarom ook de foyers
gescheiden. Eigenlijk zijn daar meerdere gebouwen onder één dak
gerealiseerd want zelfs de ingangen zijn apart.
2. Geluidisolatie tussen ruimten, toch enige
beschouwingen
2.1 Literatuur over geluidisolatie
Het valt buiten het bestek van deze website om
geluidisolatie te behandelen; er is ook helemaal geen theoretische verhandeling
over isolatie gegeven. Toch willen we er hier enige woorden aan wijden. Er zijn
voor de liefhebber heel wat boeken te vinden, waarvan hier twee Nederlandse
standaardwerken [[5]],
[[6]] en twee
Engelstalige [[7]],
[[8]] worden genoemd. Zeer interessant
voor deze webpagina's is ook het rapport dat Adviesbureau Peutz in 1991 heeft
geschreven voor de Rijksgebouwendienst [[9]].
Hier leunen we op dit laatste werk, al houden we het bewust wat vaag. In het
oorspronkelijke rapport staan ook expliciet muurmassa's, vloerdikten,
materialen voor deuren, enz. Dergelijke details worden in onze site nauwelijks
gegeven.
2.2 Een muur
|

|
De norm voor een woningscheidende constructie ligt in
Nederland bij ca. 52 dB [[10]].
Daartoe is een monolithische wandconstructie nodig van 400 à 500 kg/m2.
Indien uitgevoerd in metselwerk moeten beide kanten ook nog gestuukt worden om
geluidlekken via de voegen te voorkomen. Indien in gebouwen met vijf dB minder
isolatie kan worden volstaan zijn lichtere muren (ca. 300 kg/m2)
afdoende.
2.3 Spouwconstructie
|

|
Een enkelvoudige wand zal in scholen meestal afdoende
zijn, maar in een bioscoop zijn de geproduceerde
geluidniveaus hoger en dan is een spouwconstructie wenselijk bestaande uit twee
wanden met een luchtspouw, al dan niet gevuld met geluidabsorberend materiaal.
In een woning worden vaak "ankerloze
spouwmuren" toegepast van bijvoorbeeld 2 ´
200 mm met een spouw van 100 mm die dan wordt gevuld met minerale wol. Dat
levert, bij goede uitvoering, 5 dB of meer extra isolatie ten opzichte van de
enkele wand. Die wanden worden in de woningbouw gebruikt omdat 52 dB van de
enkele wand een "goede" waarde is, maar bewoners vaak een
"uitstekende" geluidisolatie verwachten.
Metalstudwanden kunnen ook worden gebruikt, maar dan is
dubbele beplating met zware gipsplaten en eventueel ontkoppelde regels
noodzakelijk [[11]].
Het totale gewicht van de wand is dan lager dan bij beton of metselwerk, maar
echte "lichtgewicht"-wanden (van bijvoorbeeld 20 kg/m2 of
nog minder) bestaan niet in de akoestiek.
Een opgevoerde geluidisolatie kan worden bereikt door de
massa van de beide muren op te voeren, maar de isolatie wint ook bij een
grotere spouwbreedte. De spouw wordt, bij een hoge isolatie-eis, vaak opgerekt
tot één of meerdere meters, waarbij de ruimte kan worden benut
voor de leidingen. In nog bredere "spouwen" kunnen uiteraard ook
publieksfuncties worden gepland. Twee concertzalen met een tussenliggende foyer
vormen in principe ook een spouwconstructie. Probleem is dan weer dat ook in zo'n
"spouw" geluid wordt geproduceerd.
2.4 Geluidabsorberend materiaal in de spouw
|

|
Via een spouw wordt geluid overgebracht van de zend- naar
de ontvangzijde. Dat transport gaat via trillende lucht [[12]], dus als we erin
zouden slagen om de amplitudes in de spouw te verkleinen wordt extra isolatie
geïntroduceerd. In de praktijk zorgt absorptiemateriaal voor de benodigde
wrijving. In een smalle spouw (tot pakweg een meter) gebeurt dit door een laag
minerale wol aan te brengen. In ruimten toegankelijk voor het publiek kunnen
maatregelen worden getroffen die we vele malen in deze site tegenkomen: een
gang, een tussenliggende foyer, e.d. kan met (plafond)absorptie worden
behandeld.
In allereerste benadering is het geluidniveau in een
ontvangende ruimte gelijk aan het niveau in de zendruimte minus de
geluidweerstanden van de beide tussenliggende wanden. Maar helaas verminderen
bij een smalle spouw de spouwresonanties het effect; we gaan er hier niet
verder op in. Bij brede spouwen (een gang e.d.) is de sommering van beide geluidisolaties
wel een aardige eerste gok. Er moet een extra term worden meegenomen voor het
geluidveld in de spouw, maar bij een goede absorptie in de tussenruimte is die
extra term in de orde van 0 dB. Echter, volgens de theorie geeft iedere
halvering van de absorptie in de "spouw" een verslechtering van 3 dB
en aangezien een factor 10 tussen een goed gedempte gang en een kale betonnen
gang mogelijk is, kan dus een verslechtering van de totale geluidisolatie van
10 dB worden gevonden door een kale gang toe te passen. Dat moet dan dus worden gecompenseerd
door hogere geluidisolatie van de beide aangrenzende wanden. Dat is dus een
keuze tijdens het ontwerpproces; we komen daarop nog terug in de voorbeelden van
hoofdstuk 3.
In publiekstoegankelijke bufferruimtes helpt
absorptiemateriaal nog sterker doordat mensen in de tussenruimte ook nog eens
zachter gaan praten (het meergenoemde Lombardeffect).
2.5 Contactgeluid
|

|

|
Loopgeluiden van de bovenburen vormen een veelgenoemd
probleem in de woningbouw. Daarom is er ook een norm voor contactgeluidisolatie. Om die norm te halen kan een dikke vloer (300 mm) worden gebruikt. In de
praktijk vindt men ook vaak een verende toplaag in de vorm van een tapijt. Dat reduceert het contactgeluid
veel meer dan een laag parket direct op het beton, maar op tapijt is het
lastiger om met een karretje te rijden. Tapijt wordt soms ook ongewenst genoemd
vanwege het onderhoud [[13]].
De contactisolatie van parket kan worden verhoogd door
een verende laag, maar een nog beter resultaat kan worden bereikt door de
totale constructie verend te maken. Zo'n "zwevende dekvloer" heeft
dan een relatief dunne bovenlaag van beton op een verende tussenlaag die op de
eigenlijke dikke betonplaat ligt. Het hangt uiteraard weer af van het geluid dat boven
wordt geproduceerd en de functie van de onderste ruimte welke constructie kan
worden gekozen.
2.6 Horizontaal contactgeluid
|



|
Contactgeluid van de bovenburen komt het meeste voor,
maar als zeer stille ruimten moeten worden gecreëerd moet met meer
overdrachtswegen rekening worden gehouden. In de bovenste figuur stoot een bron
aan de rechterzijde de gehele constructie aan. Zowel de verticale muur als de
doorlopende vloer stralen
geluid af [[14]]. Ook hier helpt tapijt of een zwevende dekvloer weer
(middelste figuur), maar nog rigoureuzer is de ontkoppeling van de vloer in de
onderste figuur. Hetgeen overigens weer niet betekent dat de ontkoppeling
totaal is, want de luchtlaag draagt nog wel degelijk enig geluid over [].
2.7 Onderling geïsoleerde ruimten
|

|
Als constructiedelen worden ontkoppeld ontstaat een
zelfstandige ruimte die in het jargon "doos" wordt genoemd. Zo'n unit
wordt dan op de draagconstructie gelegd met tussengevoegd verend materiaal als
bouwvilt, rubber of stalen veren (in de figuur in rood getekend). Datzelfde
gebeurt met de ontkoppelde gangvloer van de voorgaande paragraaf.
De figuur toont één verdiepingslaag, maar
vaak worden de dozen ook gestapeld. Dat vereist specialistische
draagconstructies. Het ligt dan vooral voor de hand om lichtgewicht dozen te
gebruiken, maar dat doet uiteraard de geluidisolatie afnemen. Het vinden van
een compromis behoort tot één van de uitdagingen van de
hedendaagse bouwakoestiek. Het blijft hier verder onbehandeld.
2.8 Doos-in-doos-constructie
|

|
De voorgaande constructie dient vooral om de onderlinge
geluidisolatie tussen de ruimten in orde te krijgen. Als ook de isolatie naar
de buitenwereld groot moet zijn wordt over de verzameling dozen weer een extra
huid gezet. Dan wordt vaak gesproken over "doos-in-doos-constructie".
Vooral bij popcentra, concertgebouwen en studio's wordt deze manier van bouwen
gebruikt. De ruimte tussen de binnen- en buitenhuid bedraagt minimaal een paar
decimeter, maar soms wordt de ruimte benut om er de installaties en
leidinggoten in onder te brengen; dan is de ruimte in de orde van
één tot drie meter. De ruimte kan nog veel groter zijn als in de
"spouw" functies worden ondergebracht die zelf niet zo veel geluid
produceren. Te denken valt aan opslagruimten, kantoorruimten of de foyer (mits
goed uitgevoerd). Het hoeft geen betoog dat ook de buitenhuid voldoende massa moet
hebben. Een dunne metalen golfplaat of een lichtgewicht sandwichpaneel
voldoen meestal niet aan de eisen.
2.9 Ventilatie
|

|
Ruimten moeten worden geventileerd en dat schept weer
extra problemen omdat overspraak via de ventilatiekanalen op de loer ligt. De
figuur toont hoe het niet moet. Het shunten van kanalen is een minimale eis;
verder kan gebruik worden gemaakt van geluidabsorptie in die kanalen of in de
openingen in de zaal. Om bij een doos-in-doosconstructie de lucht naar buiten
af te voeren worden vaak volumineuze coulissendempers toegepast. Bij een
doos-in-doos-constructie staan die dan veelal in de ruimte tussen de bovenzijde
van een zaal en de daklaag.
Het hoeft geen betoog dat het aanbrengen van een goede
ventilatie specialistenwerk is. Het gaat de kennis van de modale architect ver
te boven, maar helaas geldt dat ook voor de modale installateur. Er is veel
expertise vereist bij de keuze van kanalen, afzuigroosters, enz. enz.
2.10 Deuren en sluizen
Men moet een zaal natuurlijk ook nog kunnen betreden
en daartoe bevat een ruimte altijd toegangs- en vluchtdeuren [[16]].
Ook deuren moeten zwaar zijn om hun geluidwerende functie
te kunnen verrichten, maar de theorie biedt één reddingsboei: de
geluidtransmissie is evenredig met het oppervlak. Dus als de deur tienmaal zo
klein is als de wand, mag de geluidreductie van de deur zelf ook 10 dB minder
zijn [[17]].
Geluid plant zich ook voort door de kieren van een deur.
Deuren kunnen daarom worden uitgerust met speciale kierdichting en hang- en
sluitwerk waarbij de deur extra wordt aangetrokken. Er zijn (stalen)
studiodeuren die zeer geschikt zijn voor hun functie. Probleem is dat men in
publiekszalen geen onderrand wil toepassen om het struikelen van bezoekers te
voorkomen. Valdorpels (die omlaag vallen als de deur gesloten wordt) zijn dan
een alternatief.
Ook bij deuren biedt een "spouwconstructie"
van bijvoorbeeld twee stel deuren vele mogelijkheden. Een akoestische sluis is een constructie van enkele of
dubbele deuren gecombineerd met veel geluidabsorberend materiaal. Er zijn een paar grondvormen te onderscheiden in de
volgende figuren. In alle gevallen wordt daar aangenomen dat de geluidbron zich in
de "verkeersruimte" bevindt. Dat kan dus ook een foyer of een kantine zijn.

|
1. Alleen deuren
Het is mogelijk om een akoestische scheiding te maken
met een enkele deur, zonder dat men zich verder bekommert over de akoestische
eigenschappen van de ruimten aan weerszijden van die deur. De deur moet dan
het (zware) werk opknappen. Een deur van de bouwmarkt haalt 20 dB, een goed
uitgezocht exemplaar kan 35 dB halen, maar er zijn ook heel speciale deuren
die meer dan 60 dB halen.
|

|
2. Enkele deur plus absorptiemateriaal
In de tekening is (in rood) absorptie toegevoegd in de
ruimten aan weerszijden van de deur. Het kan als materiaal op de wanden en/of
als plafondabsorptie.
Absorptie helpt om het geluidniveau van een bron te verlagen,
maar helpt ook aan de ontvangzijde. Dan kan eventueel een simpeler deur
worden gebruikt als de isolatie-eisen niet
al te streng zijn.
|

|
3. Een "kanaal"
aan de binnenzijde
Ten opzichte van situatie 2 is een wand toegevoegd met
heel veel geluidabsorberend materiaal. Hoe groter de lengte L, des te
hoger de geluidisolatie, zoals dat ook bij ventilatiekanalen het geval is.
Dit zijn bouwkundige oplossingen die in bioscoopzalen
nogal eens worden gevonden. Men betreedt de zaal dan langs het zitgedeelte.
|

|
4. Een "kanaal" aan de buitenzijde
In de voorgaande situatie bevond de deur zich aan de
buitenzijde van de absorberende ruimte. Het maakt echter akoestisch weinig
uit of het kanaal aan de binnen- of de buitenzijde zit.
|

|
5. Dubbele deuren
Dit is een voorbeeld van een geïntegreerde dubbele
deur. De spouwbreedte is in de orde van 20 tot 40 cm. In de randen is
"randabsorptie" toegepast.
In de tekening is in de rest van de ruimte absorptie
aangebracht. Dat is verstandig maar niet in alle gevallen noodzakelijk.
|

|
6. Een sluis
Zoals in situatie 5 zijn dubbele deuren toegepast.
Omdat de spouw tussen de twee deuren veel groter is (en tevens goed gedempt)
is de isolatie nog hoger dan in het voorgaande geval.
|
In alle voorbeelden wordt aangenomen dat de deuren
gesloten zijn indien er geluid wordt geproduceerd. Maar bijvoorbeeld in een
discotheek lopen de gasten constant in en uit. Het is voor omwonenden vaak de
grootste klacht: de isolatie van het podium naar buiten is uitstekend, de
geluidsluizen zijn op hun taak berekend, maar iedere keer gaat de deur open
en golft er geluid naar buiten. Lange sluizen van vele meters (gangen dus, of
zelfs gedempte trappenhuizen), eventueel met driedubbele deuren zijn dan
noodzakelijk.
3. De rangschikking van ruimten
3.1 Enkele basisplattegronden
Er volgen thans enkele plattegrondvoorbeelden waarin de onderlinge
relatie van twee zalen wordt beschouwd. Telkens wordt in zaal 1 geluid
geproduceerd en we onderzoeken de plaats van de deuren [[18]] en de
eigenschappen van de verkeersruimte(n) rondom die zalen. De akoestische
aankleding van de zalen heeft wel degelijk invloed, maar er wordt hier vanuit
gegaan dat zij op hun taak zijn berekend. Er is in de zaal dus voldoende
geluidabsorptie om bijvoorbeeld een les, een
muziekuitvoering of een film te kunnen volgen.

|
|
3.1.1
Getekend zijn twee zalen met een tussenliggende gang.
De deuren liggen tegenover elkaar.
Er wordt geluid overgedragen via weg A door twee muren,
maar vrijwel altijd zal die overdracht te verwaarlozen zijn ten opzichte van
pad B: de directe overdracht via de deuren. In de gang ontstaat een galmveld
waarvan de sterkte afhankelijk is van de geluidabsorptie in de gang (pad C).
Als de muren niet van bordkarton zijn zal pad B verreweg het meeste geluid overdragen.
|
|
|

|
|
3.1.2
Als de deuren diagonaal worden gesitueerd wordt de
directe overdracht via pad B uit 3.1.1 sterk gereduceerd. Pad A is
weggelaten; er wordt verondersteld dat de isolerende muren op hun taak zijn
berekend.
Nu speelt de overdracht via geluidreflecties in de gang
een rol (pad C/D) en wordt de keuze van absorberende materialen in de verkeersruimte essentieel.
In paragraaf 3.2 wordt een voorbeeld doorgerekend.
|
|
|

|
|
3.1.3
In naastliggende zalen is de spouw veel smaller dan in
situaties 3.1.1 en 3.1.2, zodat pad A wel degelijk een rol kan spelen.
Via buiging dringt bovendien geluid door van zaal 1 naar zaal
2; aangegeven met pad B. Maar meestal zullen de reflectie tegen een overliggende
wand (pad C) plus het galmveld (D-in en D-uit) meer energie overdragen dan pad
B, waardoor de aankleding van de verkeersruimte/foyer bepalend wordt voor de
totale geluidoverdracht
|
|
|

|
|
3.1.4
De verkeersruimten en toegangen zijn gescheiden. Pad A zal uiteraard hetzelfde blijven, maar de overige
paden mogen wel worden verwaarloosd.
Dit is de situatie met de hoogste geluidisolatie maar het is
ook de duurste omdat de netto-ruimte van de zalen er het kleinst is. Maar dat
geldt eigenlijk altijd: een goede geluidwering kost extra materiaal en ruimte.
|
|
|

|
|
3.1.5
Als, ten opzichte van plattegrond 3.1.3, de toegangen
van de zaal uit elkaar worden gehaald zal pad A uiteraard hetzelfde blijven.
Maar pad B mag wel worden verwaarloosd.
Pad C uit 3.1.3 is nu onderdeel van het totale galmveld
in de verkeersruimte: D-uit en D-in. Het resultaat hangt sterk af van de
akoestische materialen in de verkeersruimte/foyer.
|
|
|

|
|
3.1.6
Als de overdracht via de verkeersruimte in voorbeeld 3.1.5 een probleem
vormt, kan er uiteraard een extra deur in. Een dergelijk strikte scheiding vindt
men vooral bij concertgebouwen en studio's waar de hoogste vorm van isolatie
vereist is.
|
3.2 Een rekenvoorbeeld: twee zaaltjes aan weerszijden van
een gang
In de volgende figuur is een voorbeeld doorgerekend om de
situering van deuren in twee zalen te illustreren. De figuur is het resultaat
uit een berekening met Catt-Acoustic. Maar dit programma kan de invloed van
deuren niet berekenen en daarom wordt gewerkt met open verbindingen. Ook dan
is het mogelijk om onze stellingen te illustreren door situaties onderling te
vergelijken.
De situatie bestaat uit twee zaaltjes van 10 ´ 7 m2, gescheiden door een
gang van 2 m breed. In de bovenste twee figuren liggen de "deuren"
precies tegenover elkaar, in de onderste twee zijn de "deuren"
opzettelijk gescheiden. De situatie representeert een spreker in de linker ruimte
en de vraag is hoeveel geluid daarvan in de rechter ruimte doordringt. Daartoe
worden de geluidniveaus (in dB) berekend.
|
|
"Deuren" tegenover elkaar. De gang heeft een
absorptiecoëfficiënt van 4%.
|
"Deuren" tegenover elkaar. De gang heeft een absorptiecoëfficiënt
van 28%.
|
|
|
Absorptiecoëfficiënt van de gang is 4%.
"Deuren" worden gescheiden gehouden.
|
Absorptiecoëfficiënt van de gang is 28%.
"Deuren" worden gescheiden gehouden.
|
Beide zaaltjes zijn redelijk goed gedempt om de
spraakverstaanbaarheid in orde te krijgen. De gemiddelde
absorptiecoëfficiënt van de zaaltjes is gelijk aan 28%. Maar de
overdracht in de gang kan afhangen van de geluidabsorptie in de tussenliggende
gang. Daarom is in de linker twee figuren de gang onbehandeld: de
gemiddelde absorptiecoëfficiënt is slechts gelijk aan 4%, dus iets
beter dan kale beton en/of glas. In de rechter figuren is de gang behandeld met
geluidabsorberend materiaal waarbij ook daar de absorptiecoëfficiënt
gelijk gekozen is aan 28%.
Zoals valt te verwachten doet de gang niet zoveel ter
zake als de openingen tegenover elkaar liggen. Het geluidniveau is rechtsboven
is 1 à 2 dB lager dan linksboven. De gescheiden oplossing in de onderste twee
gevallen leidt tot
hogere reducties. Maar de gang moet dan wel zijn behandeld, want in een
betonnen/glazen gang plant het geluid van de linker opening zich veel
makkelijker voort naar de opening van de rechter zaal. Er is daarom tussen linksboven
en linksonder een verschil te zien van slechts enkele dB's. Toevoeging van
absorptie helpt wel degelijk getuige het verschil tussen rechtsboven en
rechtsonder. De som van beide effecten (situering en absorptie) wordt
geïllustreerd door vergelijking van linksboven en rechtsonder; de winst
nadert tot 10 dB.
Er kunnen allerlei architectonische redenen zijn om de
bovenste opstelling te verkiezen boven de onderste. Maar er moeten dan wel
zwaardere deuren worden gekozen om de eventueel vereiste reductie te halen. Dat
geldt als beide zalen tegelijk in gebruik zijn. Soms echter stroomt
één van de zalen leeg, terwijl de voorstelling in de andere zaal
doorgaat. Ook dan is de constructie rechtsonder in het voordeel, mede omdat het
tumult in de gang wordt beperkt.
De gegeven dB-waarden gelden voor een “normale spreker” in de
linker zaal. Bij een filmvertoning kan het brongeluid 30 dB luider zijn. Dan
kunnen alle geluidniveaus in de figuren met 30 dB worden opgehoogd en blijft de
onderlinge vergelijking tussen de situaties dus gelijk.
4. De praktijk
In de volgende webpagina's D.62 en
D.64 worden twee gebouwen wat nader
beschouwd: de bioscoop en de muziekschool. In beide gevallen zijn de eisen voor
de onderlinge verschillen tussen twee zalen redelijk groot.
Er zijn gevallen waar de eisen minder zijn. In een school
bijvoorbeeld zijn de geluidniveaus in de lokalen relatief laag, zodat er met
stevige, enkele deuren en een gang met tamelijk veel absorberend materiaal
altijd wel een goed plan te maken valt. In een school zijn het
gymlokaal of het muzieklokaal de akoestische probleemkinderen, omdat in beide lokalen het geluidniveau
aanzienlijk hoger is. Meestal krijgen die lokalen een plaats toegewezen aan de
randen van de school. Ze zijn dan met extra deuren in relatief lange, goed
absorberende gangen te isoleren van de andere lokalen. Dat zou ook moeten gelden voor de
kantine, maar het is in de architectonische mode om die centraal in het gebouw
te situeren en dat vereist dan weer extra maatregelen per lokaal. Handiger is het
om ook voor de kantine een plaatsje apart te zoeken.
Qua geluidniveaus is een school vergelijkbaar met een
hotel, een ziekenhuis of een gebouw waarin een aantal verstandelijk
gehandicapten samenwonen. Dat is bouwtechnisch prima te doen, maar dan moeten
de muren uiteraard niet van bordkarton zijn. Muren mogen wel iets minder zijn dan
woningscheidende muren, maar deuren zullen van een zwaarder kaliber moeten zijn
dan de standaarddeuren die in een woning worden toegepast. Verder vereist de
(geluidabsorberende) afwerking van de gangen veel aandacht om overdacht tussen
de ruimten tegen te gaan en moet een afzonderlijke plek worden gezocht voor
centrale (eet)ruimten.
Er zijn weer andere gevallen waarin de eisen aan de
onderlinge geluidisolatie juist weer hoger zijn dan in een bioscoop of een
muziekschool. Geluidstudio's en concertgebouwen voor klassieke of populaire
muziek vallen in die categorie. Een strikte scheiding tussen gebouwdelen
(zalen, maar ook foyers) is dan onvermijdelijk. Bij onvoldoende isolatie zit er
weinig anders op dan de afzonderlijke zalen niet tegelijkertijd te gebruiken.
In de ruimte rondom de zalen kunnen allerlei functies
worden gepland die zelf ook geluid produceren. Als een foyer en een zaal bij
elkaar horen geeft dat weinig problemen, al zijn er voorbeelden van gebouwen
waarin het personeel de koffiekopjes en de glazen voor en na de pauze zeer
voorzichtig moeten behandelen om in de zaal niet gehoord te worden. Dergelijk
aangepast gedrag komt vaker voor. Het rode licht in een studio maant
langslopende mensen tot stilte en schoolkinderen worden tijdens lesuren
gevraagd hun geluidproductie op de gang te dempen.
Maar als een beperking aan voorbijgangers of
koffiedrinkers ongewenst is, zit er weinig anders op dan te ontwerpen volgens
de situaties 3.1.4 of 3.1.6. Omdat die situaties meestal duurder zijn, is het
zoeken naar het ideale compromis een belangrijke taak van de architect.